De roep van broeder Kamiel

De roep van broeder Kamiel

21 december 2021 Uit Door Jan Haegeman

Jaja, het was me wat met die ‘voorleesweek’ zeg…

Pas op, ik wil hier geen nieuwe polemiek starten hé – er is al genoeg om uit te kiezen – maar ik vind het toch ergens wel wat spijtig dat die ‘voorleesweek’ is weggevallen. Ik koester zelf namelijk de beste herinneringen aan de voorleesmomentjes op de lagere school van de Broeders van Liefde. Aan de kerst- en andere feestjes overigens ook. Misschien zijn het zelfs die voorleesmomentjes die ervoor zorgden dat ik een boekenwurm werd. Wat op zijn beurt dan wellicht weer mijn politieke interesse heeft aangewakkerd. Waren er maar wat meer feestjes geweest op school, dan had ik mijn sociale vaardigheden misschien ook wat sterker ontplooid. Maar een mens kan ook niet alles verwachten van het onderwijs natuurlijk.

Broeder Patrick was overigens een kei in voorleesmomentjes. De junior van het Brakels klooster leerde ons in het eerste leerjaar lezen en schrijven, geholpen door zijn handpop en een schare leesmama’s. Met engelengeduld bracht hij ons de finesses bij van de “a van bal” en de “u van put”. En over waarom je “e” op zoveel manieren kunt uitspreken maar toch als “e” schrijft. Maar het best was hij toch in voorlezen, in het hoekje achteraan in de klas, op vrijdag na het zwemmen.

Wij hingen aan zijn lippen.

Charisma

Het moet iets ‘des broeders’ geweest zijn, want broeder Patrick deelde zijn bijzonder charisma duidelijk met de andere broeders.

In de eerste plaats met broeder Frans, de legendarische directeur waar iedereen ontzag voor had maar toch niemand bang voor was. Omdat hij, zelfs wanneer hij kwaad werd (heel zelden) ook altijd vol warmte en liefde naar ons bleef kijken. En omdat hij maar bleef meespelen met meester Etienne zijn flauwe moppen. Omdat hij elke week weer zijn ladder nam om onvermoeibaar de ballen van het schooldak te halen die wij daar – potstampers – hadden opgeschopt.

Of broeder Joris, die ons op woensdag al eens op sleeptouw nam langs Brakelse bermen om te vertellen over de natuur. Die de hand van Onzelieveheer zag in het onooglijkste stukje onkruid.

Toegegeven, het charisma van broeder André, ook wel broeder-kok en om één of andere reden broeder-opschudder (iets met mossels naar verluidt) genoemd, was wat van een andere soort, maar dat kwam wellicht omdat we geregeld- later, in het middelbaar – in zijn moestuin verzeilden.

Mogelijk heb ik ergens mijn roeping gemist…

Af en toe kwam er eens een reizende broeder langs. Uit een ander klooster. Dat was altijd serieus want zo’n broeder had ons vast en zeker iets speciaal te leren. Zoals ‘broeder Voorlichter’, die langskwam met zijn diapresentatie en ons bezwoer: “nooit voor het huwelijk, en nooit voor het plezier!”. Op de vraag van Vandevijver (niet altijd de rapste van de klas maar in sommige zaken toch wel wat vooruit) “over hoe lang we daar dan moeten blijven zitten” ging de broeder uit van toch wel zo’n tien minuten. Broeder Voorlichter was bijzonder ambitieus maar weinig ervaren. Er waren in onze school toen nog geen meisjes en wij waren ook nikske nie ervaren nie.

Wat op mij echter het meeste indruk maakte was het bezoek van broeder Kamiel. Broeder Kamiel was (is) een geboren en getogen Brakelaar met een klok van een stem die in die tijd vooral op zondag luidde, langs de rand van het voetbalveld. Maar toen hij ons in het zesde leerjaar een bezoekje bracht, wou broeder Kamiel het niet over het voetbal hebben. Broeder Kamiel was op zoek naar zieltjes. Broeder Kamiel wou – in zijn hoedanigheid van broeder Recruteur – wel eens weten of er onder ons wel iemand was die ‘een roeping van God’ voelde, die misschien ook wel broeder wou worden…

Roeping

Ik heb daar toch een paar nachten liggen over tobben. Tegen dat ik mijn plechtige communie mocht doen had ik weliswaar de bijbel – in een geïllustreerde versie – al een keertje gelezen (iedereen zou dat eigenlijk moeten doen, al was het maar om Bob Dylan, Leonard Cohen en zowat alle kunst van de afgelopen 2000 jaar te begrijpen) maar het gedacht van zo’n roeping verontruste mij toch enigszins. Ik zag dat niet direct zitten. Tenslotte had ook broeder Voorlichter toch enige indruk achter gelaten. Dus ik bad vurig dat God mij gerust zou laten met zijn roeping.

Pas jaren later begreep ik wat zo’n roeping eigenlijk inhoudt. “Hier staan we, we kunnen niet anders,” sprak Bart De Wever op het stichtingscongres van de N-VA. Schaamteloos gepikt van Maarthen Luther uiteraard (en alweer een broeder…) maar ik voelde het ook. En ik ben het ook jarenlang blijven voelen: de onweerstaanbare dwang om een maatschappelijk engagement op te nemen. Om mensen op sleeptouw te nemen. Om samen te bouwen. Om beter te willen doen.

Het is altijd de basis geweest van mijn politiek engagement. Ik zit in de politiek niét omdat ik het zo graag doe. Ik sta niét graag op foto’s. Ik loop niét graag in de kijker. Ik heb een hekel aan gedoe, aan drukte, aan poeha, aan oeverloos gezever. En rijk word je er (op mijn niveau) ook echt niet van. Ik zit in de politiek omdat ik jarenlang niet anders kon. Het was een onontkoombare roeping. Een dwangmatig verantwoordelijkheidsgevoel. En misschien ook wel een stuk arrogantie dat ik toch wel alles beter weet. Al valt dat al bij al nog wel mee, denk ik.

Alleen… ik hoor die roep al een tijdje niet meer. Mijn geloof is in crisis. De stem in mijn hoofd verstomd.

Volksverheffing

Het ligt op zich niet aan mijn eigen overtuiging.

Mijn ideologie is ongewijzigd. Ik sta nog altijd sterk achter het programma dat ik ooit verdedigde. Volksverheffing, daar ging het voor mij altijd om. Beter worden. Beter doen.

Emancipatie als middel om van Vlaanderen een sterke staat in de Europese unie te maken. Emancipatie als middel om van onze lokale besturen de basis te maken van die staat. Emancipatie als middel voor vrije en verantwoordelijke Vlamingen om ongeacht hun afkomst, geslacht, geaardheid, kleur, talenten en beperkingen samen die sterke gemeenschap te vormen. Een verhaal over wat ons bindt.

Ik weet niet hoe dat met u zit, maar ik heb zo het gevoel dat in de hele politieke sfeer van vandaag het concept ‘volksverheffing’ nog op weinig bijval kan rekenen. Integendeel. Politici verheffen niet meer. Ze dalen af. Naar de donkere diepten van de onderbuik. Indien nodig poken ze daar zelfs graag de boel nog wat op. De meer getalenteerde agitatoren slagen er daarbij meestal nog net in zich op het gladde randje te houden. De minder intellectueel begenadigde politici – steeds meer – op datzelfde hellend vlak zakken echter jammerlijk onder de lijn door. Tot ver in de endeldarm.

Het is een probleem van alle partijen. Die van mij net als die van alle andere.

Er zijn gelukkig ook lichtpunten. Heel wat in mijn partij, ongetwijfeld ook in de meeste andere. Onze media, gedreven door de hang naar clicks en centen, pikken ze amper op. Want genuanceerd is nooit smeuïg. Respectvol is zelden opzwepend. Kabbelen verkoopt een stuk minder dan kibbelen.

En dus kamperen we elk moedig op ons eigen terrein. We pissen uit alle macht onze grenzen af en richten en passant onze straal daarbij nog eens ferm in de richting van de andere kampen. Ha! Daar hebben ze niet van terug. En we vergeten dat we daarbij zelf in kwade reuk staan.

We brullen steeds luider naar elkaar om elkaar te overstemmen. En niemand luistert uiteindelijk nog naar wát er gebruld wordt.

Vlaamse devaluatie

In dat hele proces is de Vlaamse vlag bijlange geen verbindend symbool meer. Of ik dat nu prettig vind of niet – en nee, natuurlijk vind ik het niet prettig – maar de realiteit is dat de klauwende leeuw mensen verdeelt. En we doen ook niet meteen pogingen om dat te veranderen. Ons Vlaams volkslied is intussen gedevalueerd van een zinderend en opzwepend strijdlied tot een soort dronken supportersgebral. “De Vlaamse Leeuw” wordt al even niet meer gezongen om ons allemaal te verbinden maar wel om het eigen gelijk te bewijzen. Hetzelfde geldt echter evengoed voor de Brabançonne en de tricolore. Ook die fameuze “ploeg van 11 miljoen” is uiteindelijk niet meer dan een nieuw rondje om het verst pissen.

De Vlaamse burger staat erbij en kijkt ernaar. De burger die amper nog een betaalbare woning vindt. De ouder die moet gaan werken om de crèche voor de kinderen te betalen. De ouder die de kinderen naar de crèche moet brengen omdat hij of zij anders niet kan gaan werken. De pendelaar die overgeleverd is aan de grillen van het openbaar vervoer. De pendelaar die zich geen nieuwe elektrische wagen kan permitteren. De pendelaar die vast staat in de file. De leerkracht die als kanonnenvlees bejegend wordt. Verzorgers en verpleegsters die een steeds lauwer applausje krijgen.

Ze staan erbij en ze kijken ernaar. Ze schudden in het beste geval nog even meewarig het hoofd bij zoveel onvermogen van onze politici om nog connectie te maken. Om voeling te houden. Om zelfs gewoon nog maar enig talent voor empathische communicatie tentoon te spreiden en er erger nog niet in slagen om een zeker dedain van zich af te zetten.

Enkele groupies uitgezonderd hangt vandaag dan ook niemand nog aan de lippen van onze leiders. Niemand in onze parlementen en regeringen heeft nog het charisma van de broeders. Al zeker niet dat van de Broeders van Liefde.

De dolk van de kiezer

Het lijkt wel of niemand nog in staat is om allianties te maken en samen aan iets te bouwen waar zo veel mogelijk mensen zich kunnen in vinden. Wij, politici, doen in de eerste plaats vooral nog aan lijfsbehoud. Gedreven door een voortdurende angst voor de stembus en voor het oordeel van een steeds bozere kiezer.

En zo bewegen politiek en media zich in een wilde march of the folly richting 2024, waar de rattenvangers klaar staan om te oogsten. Iedereen beseft het. Niemand schijnt het te kunnen stoppen.

Onder dat gesternte vragen nationale partijen aan kleine garnalen als ik om zich, met de partijvlag om de schouders, op de ongenadige dolk van de kiezer te storten.

Wellicht heb ik het bij het verkeerde eind. Wellicht is het slimmer om de tactiek van brullen en van het eigen grote gelijk te blijven volgen. Om steevast de verschillen uit te vergroten in plaats van de overeenkomsten. Maar ik denk niet dat ik dat kan. Ik deed nooit aan politiek vanuit misprijzen voor de ander, vanuit het eigen grote gelijk.

Ik deed het uit liefde. Zoals de broeders me dat geleerd hebben. Dat was mijn roeping. Maar mijn kerk blijft heel erg leeg. Ik zal in die omstandigheden in 2024 niet het oordeel van de kiezer afwachten. Dan wil ik liever Cato dan Caesar zijn. Dan stort ik me wel op mijn eigen dolk.

Mijn gedacht: we hebben absoluut een broeder Frans nodig in de politiek. En meer onderwijs. Om volk en leiders te verheffen.