Scheetpark

Scheetpark

24 juni 2021 Uit Door Jan Haegeman

Het was wit. Met oranje wieltjes. En onderaan stond een stoere ninja, in een soort groene pyjama. Ik weet nog hoe blij ik was toen mijn ouders mij een skateboard kochten in de toenmalige ‘Lima’. In de eerste helft van de jaren ’90 heb ik die plank tot op de draad versleten ‘geskatet’. Niet in één of ander skatepark, maar gewoon, voor de deur op straat. Dat kon toen nog.

Later, toen mijn voeten stilaan hun eindmeet 43 hadden bereikt, heb ik mij nog een paar inline-skates aangekocht (of ‘rollerblades’, zoals we die dingen noemden). Ik struikel er soms nog eens over in mijn tuinhuis, waar ze allicht al dienst hebben gedaan als materniteit voor menig generatie spinnenkop.

Ik weet dus wel een dingetje of twee over skaten. Wellicht heb ik in mijn 41-jarig bestaan in het ondermaanse zelfs al net iets meer op een skateboard gestaan dan de Brakelse skategoeroes Mark De Pessemier (schepen van Jeugd en Sport) en Bart Morreels (fractieleider CD&V). Maar ik besef dat mijn skatedagen al lang achter mij liggen. Tony Hawk is stilaan pensioengerechtigd en niemand heeft behoefte aan een Brakelse versie van Franky de skater. Een recente poging om – nadat ik alle spinnenkindjes had verwijderd – toch nog eens mijn rollerblades aan te trekken, liep overigens maar net goed af…

Skaten is intussen een heuse subcultuur die zich bij uitstek afspeelt in en op gemeentelijke skateparken. Als gemeentebestuur tracht je een degelijk en breed aanbod te voorzien voor zoveel mogelijk van je inwoners, dus ook in onze gemeente is een skatepark wel degelijk op zijn plaats. Dat lijdt geen twijfel. De inplanting ervan dient echter zeer zorgvuldig te gebeuren. Een skatepark brengt overlast met zich mee. Dat is een gegeven. Jongeren die samenkomen maken sowieso lawaai. Dat is niet erg, dat hoort erbij, maar het is een factor waar je rekening moet mee houden. Skatende wieltjes, springen, grinden, enzovoort… dat maakt lawaai. Dat is niet erg, dat hoort erbij, maar het zijn factoren waar je rekening mee moet houden. En ja, skateterreinen trekken ook al eens minder sympathieke figuren aan (hey Franky!). Dat is niet prettig, maar het is wel zo. Dat doet niks af aan het feit dat het merendeel van de skaters aangename jongens, meisjes en Franky’s zijn. Net zoals de meeste voetbalsupporters ook toffe mensen zijn. Maar helaas zijn er ook altijd hooligans.

Maar u weet inmiddels hoe dat gaat in Brakel met weloverwogen keuzes maken…

De discussies over het skatepark op de gemeenteraad zijn dan wel enigszins amusant omwille van de manier waarop de bevoegde schepen het woord ‘skaten’ uitspreekt (de “sk” en “sch” liggen in Brakel toch nog steeds dicht bijeen), de manier waarop het dossier van het skatepark gelopen is, ligt mij niettemin zwaar op de maag. Omwille van de kostprijs, omwille van de locatiekeuze, maar vooral omwille van de manier waarop men de mensen al maandenlang voor het lapje tracht te houden.

De kostprijs van het nieuwe skatepark kwam aan het licht, toen ik het subsidiedossier voor het nieuwe zwembad – zoals het wordt voorgelegd aan de Vlaamse overheid – uitploos.

Bemerk overigens dat men in dat dossier nog beweert dat het skateterrein in het domein De Rijdtmeersen blijft (maar dat is niet de enige leugen in het subsidiedossier).

Navraag bij schepen De Pessemier leerde dat het bedrag wel degelijk correct was, en dat het “zelfs nog veel meer kon zijn“! Gevraagd of de schepen kon vertellen hoe men dat bedrag had berekend, luidde het antwoord: “men heeft mij dat gezegd“. Gevraagd of de schepen de hoogte van dat bedrag ook kon correleren aan het aantal gebruikers, kon hij helaas geen cijfers bieden. Maar dat het “veel” skaters waren, “héél véél” zelfs, daar was hij zeker van.

In Lier – met 37.000 inwoners voorwaar toch enigszins groter dan Brakel – bevindt zich één van de grootste skateparken van het land. Maar liefst 925 vierkante meter proper geschuurde beton. De aanleg ervan kostte 100.000 euro. Een derde.

Jamaar!”, aldus de schetende skapen, “ge moet natuurlijk wel rekening houden met de index!” De aanleg van het skatepark in Lier dateert van 2019… Straffe index…

Dat het skatepark moet verhuizen, dat staat sowieso als een paal boven water: er moet plaats geruimd voor het nieuwe zwembad. Voor de nieuwe locatie pakte ons schepencollege zowaar uit met een bevraging! De Brakelse jongeren zouden zélf mee mogen bepalen waar het nieuwe skatepark zou komen… De enquête die door de Brakelse jeugdraad werd opgesteld, werd op 20 mei jongstleden afgerond en leverde 198 antwoorden op.

Toen ik op de gemeenteraad van eind mei, amper enkele dagen na afsluiten van de enquête dus, het dossier onder ogen kreeg, waarmee de aanleg van het scheetpark werd uitbesteed aan intercommunale CREAT, was ik dan ook enigszins verrast (maar niet echt helemaal), dat volgens dat dossier slechts 2 locaties in aanmerking zouden worden genomen. Gevraagd aan de schepen welke locaties dat zouden zijn, moest de schepen het antwoord alweer schuldig blijven want de schepen “had het dossier niet gelezen”…

Ligt het aan mij (toen ik met een skateboard reed waren valhelmen alleen iets voor bomma’s op een camino) dat het toch ook enigszins vreemd overkomt dat het schepencollege pas op 14 juni een zogenaamde “beslissingsboom” opzet om alle andere locaties uit te sluiten, terwijl men al op 31 mei aangeeft dat er maar twee locaties in aanmerking komen?

In die beslissingsboom – de argumentatie waarmee men de mogelijke locaties trechtert – zitten bovendien een aantal vreemde hiaten. Zo worden op de Rijdtmeersen slechts een aantal percelen in ogenschouw genomen als potentiële locatie. Recent aangekochte stukken (er staat er binnenkort weer eentje op de dagorde van de gemeenteraad) worden niet eens in overweging genomen. Van andere percelen wordt dan weer gesteld dat ze te drassig zijn of dat ze gebruikt worden door de scouts…

En zo komt men finaal uit… aan de achterzijde van het KSA-lokaal… Waarvan half – wat zeg ik – héél Brakel weet dat het waterziek terrein is. Maar dié overwegingen worden niét meegenomen in de beslissingsboom. Meer zelfs: er wordt van de aanwezigheid van het KSA-lokaal zelfs geen gewag gemaakt. Men noemt het zelfs een ideale locatie omdat énkel het gemeentelijk arsenaal in de buurt ligt…

Men zal begrijpen dat ik daarmee toch danig op mijn blauw-oranje pietje getrapt ben.

Het KSA-lokaal is nu eenmaal een heel gevoelig punt voor iedereen die de oudste en grootste jeugdbeweging van Brakel een warm hart toedraagt. Dat komt voor een groot deel door het nomadische bestaan dat de blauw-oranjen de afgelopen eeuw moesten leiden. Noodgedwongen zwervend van schuur tot schoolgebouw, zonder zelf ooit eigenaar te zijn van een eigen lokaal. De plek die nog het dichtst bij een eigen stekje kwam, waren de prefabklasjes van de vroegere broederschool, aan de huidige parking Tirse. Gedurende zo’n 30 jaar waren er verschillende generaties KSA’ers thuis en er werd dan ook heel wat energie ingestoken om het gebouw in orde te houden en er een “thuis” van te maken.

De gebeurtenissen van 19 mei 2002 staan daarom nog steeds in het geheugen gegrift van heel wat oud-leiders en oud-leden. Die nacht werd het KSA-lokaal door tot op heden onbekende vandalen kort en klein geslagen. De politie kwam eens kijken maar vond verdere actie overbodig. Uw dienaar is toen nog met stoute schoenen en dichtgeknepen neus naar het kantoor van de toenmalige burgemeester getrokken om wat bijstand te vragen. Mijn vraag werd netjes opgenomen op één van z’n legendarische cassettebandjes…

Niemand vond nog de moed om het toenmalige lokaal opnieuw op te knappen. Maar met veel bloed, zweet, werk, giften en tranen van heel wat mensen, slaagde de KSA er een dikke tien jaar geleden uiteindelijk in om een eigen lokaal te bouwen: het Sint-Paulusheem. In tegenstelling tot de vrienden van de scouts niet op gronden die geschonken werden door het gemeentebestuur (het is hen voor alle duidelijkheid gegund), maar via een erfpachtregeling met de parochie.

Het afgelopen decennium werd het Sint-Paulusheem opnieuw die thuis waar de KSA zo lang naar heeft gesmacht. Een thuis waar ze het bovendien zélf voor het zeggen hebben. Een eigen plek.

Dat het schepencollege besliste om – zonder enig gesprek met de KSA of de rest van de buurt – het nieuwe skatepark aan de achterdeur van het Sint-Paulusheem te bouwen, was dan ook een heuse schok. Het toont andermaal aan hoe weinig voeling de schetende skapen écht heeft met het jeugdwerk. Zelfs de jeugdraad – die de beslissing over het skatepark eveneens via de krant moest vernemen – vergadert tegenwoordig liever achter de rug van hun voogdijschepen om…

En toch is er nog hoop voor schepen De Pessemier. Ik twijfel er niet aan dat hij bereid is om veel werk te verzetten. Maar het zal er voor hem nu op aankomen om aan te tonen dat hij wel degelijk een hart heeft voor álle jeugd. Dat ‘inspraak’ meer is dan een opsmukwoordje. En dat hij niet zomaar rijdt zonder ommezien, maar ook oren heeft naar de verzuchtingen van de KSA, de school en de buurtbewoners die binnenkort een skatepark in hun achtertuin krijgen…

PS: Een paar weken na mijn vraag om steun aan de toenmalige burgemeester, kreeg ik een telefoontje van ’s mans secretaresse. De KSA mocht bij hem gerust een oude zetel gaan ophalen…