Peter Paraplu / Peter Panache

Peter Paraplu / Peter Panache

27 oktober 2020 Uit Door Jan Haegeman

Er is in Brakel geen sturend ruimtelijk beleid. GEEN.

Dat zijn niet mijn woorden maar staat zwart op wit in het rapport van die snoodaard van een Vlaamse bouwmeester.

Een tijdje geleden vroeg ons teerbemind schepencollege een “bouwmeesterscan” aan. Daarmee kan een lokaal bestuur bij het Team Vlaamse Bouwmeester, een instelling van de Vlaamse overheid, de sterktes, zwaktes en kansen van zijn ruimtelijke beleid laten in kaart brengen.

De uiteindelijke bevindingen van de scan zijn enerzijds lovend over onze gemeente op zich – alsof we nog niet wisten dat we in het allermooiste stukje Vlaanderen wonen – maar uiterst kritisch voor het beleid van ons schepencollege dat dit stukje in sneltempo aan het verknoeien is. Een “alles-kan-overal”-beleid wordt het zelfs genoemd.

Wie het gemeentebestuur een beetje volgt, schrikt daar niet van. De voorbije decennia was het Brakels beleid rond bouwvergunningen, verkavelingen en andere projecten met ruimtelijke impact vaker gestoeld op clièntelisme dan op visie. Wie kon rekenen op een positieve tussenkomst voor zijn vergunning, kon – meestal vlak voor de verkiezingen – ook rekenen op een sympathiek bezoekje of briefje van de burgemeester of de schepen. De praktijk daarrond heb ik al eerder blootgelegd (zie: hier)

Er werd in onze gemeente de jongste jaren nogal eens wat afverkaveld. Dat gaf – en dat is uiteraard zeker positief – ook heel wat jonge gezinnen de kans om in Brakel te komen wonen. En wie kan ze ongelijk geven: het is hier vooralsnog steeds prachtig én betaalbaar (eat that Sint-Martens-Latem). De keerzijde is natuurlijk dat we steeds meer van onze rijke open ruimte opgeven. En dus in onze eigen voet schieten. Nochtans ontving het gemeentebestuur ruim 2 miljoen euro van de Vlaamse overheid net omwille van die open ruimte. Er werd niets mee aangevangen, het geld verdween in de algemene gemeentekas.

Maar niet alleen de open ruimte lijdt onder het gebrek aan visie. In onze dorpscentra was de jongste jaren een ware kaalslag aan de gang in het onroerend erfgoed. In onze geschiedenis, in onze identiteit dus. Van 19de -eeuwse burgerhuizen over art decowoningen: niks bleek veilig voor de bouwwoede van al dan niet bevriende promotoren (vaststelling: als ge aan de knoppen zit, duiken plots overal ‘vrienden’ op). Wat in de plaats kwam, waren steevast weinig geïnspireerde appartementsgebouwen. De esthetische inschatting van ons schepencollege staat helaas al langer ter discussie. De erfgoedwaarde van gebouwen wordt zelden – laten we maar gerust zeggen ‘nooit’ – meegenomen in de afwegingen van het schepencollege. Toen de gemeenteraad enige tijd terug een ‘intergemeentelijke onroerend erfgoeddienst’ oprichtte, gewaagde ondergetekende te suggereren deze voortaan advies te vragen bij het afleveren van vergunningen. In de rest van Vlaanderen is dat namelijk een vanzelfsprekendheid. In de Brakelse gemeenteraad keek men naar mij ‘als nen uil op ne kluit’…

Er gebeuren voor alle duidelijkheid ook écht goeie dingen in Brakel. Er wordt gewerkt aan bosuitbreiding, we waren bij de voorlopers inzake bloemenweides, en zélfs het regulariseren van zonevreemde sportterreinen – te midden de akkers – heeft zijn plaats in een gemeente die zo sterk bepaald wordt door de open velden en de beboste hellingen. Maar het blijft bij “schmuck”, hier en daar een fragmentarische ingreep zonder overkoepelend verhaal.

Het is hoog tijd om dat verhaal wél te durven schrijven. Om te durven kiezen voor een gemeente die niet perse voortdurend méér inwoners wil huisvesten, maar die een stop durft zetten op die groei. Vijftienduizend inwoners is genoeg. Tijd om niet langer te kiezen voor kwantiteit maar wel voor kwaliteit die kan geboden worden aan inwoner en bezoeker.

De huidige schepen van Omgeving heeft op zijn eentje meer diploma’s dan de rest van het schepencollege samen. En daar tel ik bewust de algemeen directeur ook maar bij. Aan hem nu om te bewijzen dat die diploma’s meer vertegenwoordigen dan een ezelsvelletje. Al te vaak steekt hij z’n paraplu op wanneer je hem aanspreekt op het beleid: “ja maar, de Vlaamse overheid!”; “ja maar, het gewestplan!”; “ja maar, de administratie!” tot zelfs “ja maar, mijn collega’s!”.

Zo ook toen ik hem vroeg wat het schepencollege zou aanvangen met de scan van de bouwmeester, die ze nota bene zelf aanvroegen. Niets, zo blijkt…

Plus est en vous Peter. Het klopt dat je voor het ruimtelijk beleid in onze gemeente een zware erfenis uit het verleden meesleept. Maar ik vertrouw erop dat net jij voldoende lef in huis hebt om dat te durven omgooien. Dat jij – die hier het natuurschoon bent komen opzoeken – bij uitstek diegene bent die de “unique selling proposition” van onze gemeente niet verder wil laten verloren gaan en zelfs kan versterken. Misschien wordt Peter Paraplu dan voortaan… Peter Panache. En ik zal de eerste zijn om daarvoor te applaudisseren.

Het rapport van de Vlaamse Bouwmeester vind je HIER.