Vloei
Liefdeslied voor de Vlaamse Ardennen
Ik vloei langs lijnen
van zacht gebroken
tegenlicht van deining
tot deining doorgroef
de ijzeren grond in
lange ademtocht
stampend schokkend
van kei over kei tot kei
Als nu ook de wind
de lucht zich in bochten
wringt gedwongen plooit
zucht en huilt en door de
kruinen tiert van groen
tot bruin naar geel en kaal
Nu mijn adem mij ruw
onttrokken wordt genadeloos
in stilte achterlaat en stokt
Overschouw ik het hemelrijk
dat zich aan mijn voeten
in wilde dans ontvouwt
…
en vraag me af
wie nu wie bewoont.